Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

Raadsleden gaan terecht speelveld vergroten

De verkiezingsprogramma's geven hoop, aldus Jasper Loots en Piet-Hein Peeters.

Er is een invloedrijke ‘bestuurslaag’ gegroeid in het niemandsland tussen provincies en gemeenten, waar raadsleden nauwelijks grip op hebben. De invloed van raadsleden blijft achter bij nieuwe gemeentelijke taken in jeugdzorg, arbeidsvoorziening en langdurige zorg.

De in 2002 doorgevoerde dualisering, bedoeld om de volksvertegenwoordigers meer profiel en positie te geven, heeft de raad evenmin goed gedaan. De positie van B&W is erdoor versterkt, politiek valt er minder te kiezen – het raadslid werd een ambtenaar die vooral over uitvoering praat.

Ondertussen centraliseerde het veiligheidsbeleid met de invoering van de Nationale Politie. Beïnvloeding en controle zijn bemoeilijkt. Hetzelfde geldt voor vergaande publieke-private samenwerking bij gebiedsontwikkeling. De samenwerking tussen gemeenten en projectontwikkelaars beperkt de invloed van de raad.

De vraag is niet of raadsleden een wezenlijke bijdrage leveren aan het gemeentebestuur. Dat doen ze. De vraag is of de betekenis van de raad überhaupt niet te zeer wordt uitgehold. Wij hebben ons gebogen over een groot aantal lokale verkiezingsprogramma’s. Op papier lijkt sprake van een bevrijding uit klassieke en kennelijk knellende rolopvattingen. Getuige de verkiezingsprogramma’s gaan gemeenteraden stimuleren, faciliteren, steunen, ondersteunen, mogelijk maken, aandacht geven, bevorderen, verbinden, bij elkaar brengen, bepleiten, zich hard maken voor, inzetten voor, inspannen om, enzovoort. Deels is dat verkiezingsproza, maar het getuigt ook van de wens de lokale democratie te revitaliseren. Niet vanuit het gemeentehuis, maar door positie te kiezen in de samenleving. Minder aandacht voor het formele door het college geleide besluitvormingsproces. Meer aandacht voor mobilisatie van mensen. Denk aan projecten van woningbouwcorporaties of onderwijsinstellingen. Het kan ook door toezicht te houden op zaken waar de gemeente niet verantwoordelijk voor is, maar die o zo belangrijk zijn voor de inwoners. Veel lokale partijen hebben op papier een andere ambitie. Ze willen niet meer toezien en vaststellen dat hun positie marginaliseert, ze gaan hun speelveld vergroten. En terecht. Er ontstaat een nieuw speelveld waarin de gemeenteraad zich roert over alles wat er gebeurt in de samenleving.

Die ambitie past in een tijd waarin sprake is van groei van politieke belangstelling terwijl het politieke vertrouwen daalt. Ofwel: electoraal absenteïsme (in de woorden van David van Reybrouck) gaat samen met een groeiend aantal maatschappelijke initiatieven en andere uitingen van doe-democratie. Het betekent dat hetgeen binnen de muren van het gemeentehuis plaats heeft aan betekenis zal verliezen. Minder raadsdebat, meer dialoog met inwoners: positie zoeken als aanjager, initiator of verbinder in de lokale samenleving. Klankbord zijn van alles wat er in die samenleving gebeurt, of het nu wel of niet op het bordje van de gemeente ligt.

Het stelt de raadsleden voor de uitdaging lokale autonomie te heroveren. Er moet immers wel iets te besluiten te zijn. Als burgers voortdurend te horen krijgen dat ‘de gemeente er niet over gaat’ zullen ze teleurgesteld afhaken. Voortgaande regionale samenwerking roept verzet op. Burgers wonen niet in gemeenschappelijke regelingen. De toekomst van de gemeenteraad ligt zodoende in het verbinden van gemeenschap en bestuur. Raadsleden moeten de durf vinden om over de grenzen van hun verantwoordelijkheden te stappen.