Het is niet zo dat de banken geen zin hadden om krokettenmaker Ad van Geloven geld te lenen. Dat hadden ze wel. Topman Peter Doodeman: „Ze belden in het weekend op, ze wilden ons dolgraag financieren.”
Maar Doodeman had iets beters. Ad van Geloven, eigenaar van snackmerk Mora, met een omzet van 197 miljoen euro, leende ruim 100 miljoen euro; niet van de bank, maar van een fonds, het Britse schuldfonds ICG.
Goed, lenen van ICG is iets duurder – hoeveel houdt Doodeman geheim. Maar verder ziet hij alleen voordelen. ICG durft meer risico te nemen. Het fonds vindt het niet erg als de schuld op de balans hoog oploopt. Een bank wel. Doodeman, aan de telefoon: „Een bank maakt geen onderscheid tussen heel goede bedrijven zoals wij en bedrijven die meer gevaar lopen.” Met een banklening zou het snackbedrijf niet aan klemmende bankregels ontkomen. Als het even wat minder gaat met je bedrijf, „dan val je gelijk in handen van de banken”, weet Doodeman. Bij ICG moet het heel slecht gaan, voordat dat gebeurt.
Nog een voordeel: fondsen lenen meer in één keer. Waar banken niet verder willen gaan dan, zeg, 50 miljoen, zegt Doodeman, geven fondsen wel 100 miljoen of meer. Ze zijn flexibel. „Toen we naar overnames aan het kijken waren, kregen we een mailtje: ‘Peter, we hebben superveel vertrouwen in jullie, als jullie meer dan 100 miljoen nodig hebben, kun je het krijgen’.”
Een fonds zit, anders dan zijn Nederlandse huisbank, ver weg. Je belt niet even als er wat is. Daar ziet Doodeman geen bezwaar in. Het zijn echte professionals, zegt hij. „Deze mensen zitten allemaal in Londen en New York, komen uit de wereld van Goldman Sachs. Het gaat echt in vertrouwen.”
Snoeptrommel
Er stroomt een nieuw soort geld Nederland binnen. Geld dat niet van banken komt, maar van ‘alternatieve financiers’. Die bieden bedrijven een snoeptrommel vol kredieten met fantasievolle namen als senior stretch loan, mezzanine, cov-lite structure, sub-debt loan, private placement en unitranche.
De snoepjes zijn zoet en verleidelijk – veel flexibiliteit, weinig benauwende afspraken. Maar niemand weet nog hoe bitter de nasmaak kan zijn. Het is onbekend hoe de kredieten uitpakken als er geldtekort is of faillissement dreigt. Wie eraan heeft geproefd in slechte tijden vond ze in ieder geval lang niet meer zo lekker.
Deze alternatieve financiers denken heel anders dan Nederlandse banken, zeggen schuldexperts. Harder, rationeler, minder bang voor reputatieschade. Dan blijken de banken ineens zo kwaad nog niet.
De berg ‘niet-bankkrediet’ groeit, omdat banken door nieuwe regels een extra voorraad geld aanhouden en minder zin hebben om te lenen aan bedrijven. Tegelijk zijn grote investeerders door de lage rente hard op zoek een goede bestemming voor hun geld.
Allerlei partijen bieden nu geld aan. Je hebt de ‘direct lender’, zoals het fonds dat aan de krokettenmaker leende. Je hebt de ‘USPP noteholder’, een pensioenfonds of verzekeraar die direct bij een bedrijf intekent op een stukje schuld. Je hebt het ‘vulture fund’, dat voor een prikje schuld van bedrijven in nood opkoopt.
Noteholders en vulture funds zijn er al langer, maar direct lenders rukken op. Het zijn vooral Amerikaanse of Britse fondsen, met namen als HIG WhiteHorse, BlueBay en Hayfin. Ze investeren miljoenen van pensioenfondsen en verzekeraars. Anders dan bij een bank werkt bij een fonds meestal maar een kleine club mensen, vaak oud-bankiers.
Vorig jaar haalden de schuldfondsen die zich richten op Europa bijna 18 miljard euro op, blijkt uit cijfers van onderzoeksbureau Preqin. Dat is twee keer zoveel als in 2014 en drie keer zoveel als in 2013. De totale berg niet-bankkrediet die is opgehaald om in Europa te investeren ging in dezelfde periode van 13 naar 29 miljard euro.
Ook Nederlandse bedrijven beginnen uit die trommel te snoepen. Naast Ad van Geloven hebben ook pakkenmaker Suitsupply, cateraar Vermaat, maakbedrijf Dorc en brandbeveiliger SK Fire Safety een lening bij een schuldfonds. Tot nu hebben zo’n tien Nederlandse bedrijven ervoor gekozen, zegt Daan Bouwman van de adviesfirma Nielen Schuman. Samen hebben ze een half miljard euro geleend. Hij verwacht dat meer bedrijven ervoor gaan kiezen. Inmiddels kijkt een bedrijf op zoek naar geld „vrijwel altijd” ook naar schuldfondsen, zegt Martijn Mouwen, hoofd schuldadvies van PwC. „Dat is afgelopen jaren echt veranderd.”
Grote beursbedrijven ontwijken de bank ook. Arcadis, Boskalis, Vopak en Fugro hebben allemaal een ‘US Private Placement’ uitstaan.
Weken studeren
Waarom zou je kiezen voor zo’n lening? Voor de paar procent extra rente die de lening kost, koopt een bedrijf vrijheid. Vrijheid om méér schuld aan te gaan dan de bank wil toestaan. Om de schuld jarenlang niet af te lossen, maar in nieuwe winkels of fabrieken te steken. Om overnames te doen zonder dat je kritische huisbankier over je schouder meekijkt.
Deze „flexibiliteit” is een groot voordeel, zegt Fokke de Jong, eigenaar en directeur van Suitsupply, een pakkenverkoper met een omzet van 173 miljoen euro met 64 winkels in 16 landen. De Jong heeft sinds vorig jaar een lening bij HIG WhiteHorse van 95 miljoen euro.
Dat geld kreeg hij niet zomaar. Zijn nieuwe financier heeft weken op zijn bedrijf „zitten studeren”, vertelt De Jong aan de telefoon. Het was „een paar tandjes professioneler” dan hij gewend was van de bank. Maar daarna accepteerde HIG WhiteHorse ook meer ruimte om schuld te maken. Onder meer hierom verkoos De Jong dit fonds boven de bank. „We verwachten dat we heel veel waarde gaan creëren”, zegt hij – maar voor al die groei heeft hij wel eerst geld nodig.
Als het goed gaat, is dit allemaal handig. Maar komt een bedrijf écht in de problemen, dan heeft het zijn financiers nodig om te overleven. Liefst welwillende financiers die extra geld geven. Als zij niets doen, kan het ineens afgelopen zijn.
Dat gebeurde vorig jaar met Imtech. Het installatiebedrijf had naast banken ook alternatieve financiers: het leende geld van Amerikaanse investeerders via een US Private Placement.
Overal op tegen
„Als de zon schijnt, denken mensen dat die altijd blijft schijnen”, zegt een advocaat die betrokken was bij de noodonderhandelingen met Imtech. Maar met deze niet-bancaire geldschieters is het „moeilijk onderhandelen”, waarschuwt deze advocaat.
Toen Imtech vorig jaar met z’n financiers een reddingsplan moest maken, zat de club Amerikaanse investeerders ook aan tafel. Leningen moesten worden afgeschreven, zekerheden opgegeven, kredieten aangevuld. De club deed lastig, zeggen mensen die erbij waren en anoniem willen blijven. Een Nederlandse onderhandelaar: „Hun advocaat had instructies over hoe hij moest acteren en was overal tegen.”
Bij Imtech schoven ook partijen aan die schuld hadden opgekocht. Dat is nóg een risico van zo’n lening bij een fonds: dat je opeens moet praten met een totaal onbekend hedgefonds. Schuldfondsen zorgen er, meer dan banken, voor dat ze schuld kunnen doorverkopen als een bedrijf in problemen komt.
Een onderhandelaar herinnert zich de besprekingen met zo’n hedgefonds over Imtech nog goed. „Ze stoppen elk cijfer in een spreadsheet, om te kijken wat het voorstel betekent voor hun positie. Zijn we in the money of out of the money?” Het is het enige dat telt, zegt de onderhandelaar. „Werkgelegenheid? They don’t care. Crediteuren? Ook niet.”
De verhouding met de Nederlandse huisbanken was anders. Toen het erom spande, zocht president-commissaris Kees van Lede van Imtech persoonlijk contact met de bankbestuurders, vertelde hij eerder aan NRC. Hij ging langs bij Zalm van ABN Amro. „Ik zei: Gerrit, ik wil toegang tot je hebben als het nodig is.” Alternatieve financiers „staan op veel meer afstand”, zegt een advocaat die bij de onderhandelingen was. Ze hechten minder aan zaken als reputatie. „Dat zie je altijd bij dit soort partijen”, zegt de advocaat, die vaker bij bedrijven in nood betrokken is. „Ze stellen zich harder op. Met banken kom je sneller tot afspraken.”
‘Denk erom, dit is anders’
De Amerikaanse investeerders bij Imtech zijn andere partijen dan de schuldfondsen van Ad van Geloven en Suitsupply. Hoe deze reageren bij problemen, weet niemand. Het is simpelweg niet getest. Leningen bij fondsen zijn pas na de kredietcrisis populair geworden.
Maar kenners schatten in dat schuldfondsen anders opereren dan traditionele banken. Ook zij staan meer op afstand. Adviseur Martijn Mouwen van PwC: „Denk erom, zeggen wij tegen klanten, dit is anders dan een lening bij ABN, ING of Rabo. Daar kun je een appèl doen op de relatie. Die heb je niet met een fonds.”
Een advocaat: „Een investeerder uit de Midwest heeft geen enkel langetermijnbelang bij een Nederlands bedrijf. Die maalt niet om de Nederlandse economie. Een bank wil niet degene zijn de stekker eruit trekt.”
Fokke de Jong van Suitsupply is zich bewust van de risico’s. „Het zijn rationele relaties, dat is fine. Het zijn minder plezierige mensen als het fout gaat”, schat hij in. „Met banken blijf je langer in gesprek. Fondsen sturen erg op de convenanten. Wat je afspreekt, spreek je ook echt af.” Als het dan toch misgaat, weet De Jong, kunnen dit soort fondsen je schuld gewoon doorverkopen. „En dan weet je niet waar je terecht komt”.
Peter Doodeman van krokettenmaker Ad van Geloven is niet bezorgd geweest – hij heeft trouwens alweer andere financiers omdat hij is overgenomen. Een lening bij een schuldfonds is geschikt voor „stabiele bedrijven”, denkt Doodeman, zoals het zijne. Natuurlijk, als het misgaat heb je een probleem. „Maar banken komen je ook niet altijd redden.”
Geen geld weggeven
Wat zeggen de fondsen zelf ? Klopt de karakterschets? Fondsmanager Haseeb Aziz van HIG WhiteHorse, de financier van SuitSupply, lacht door de telefoon. „Ik stop veel geld in een bedrijf, het maakt me dus heel veel uit wat er met dat bedrijf gebeurt.”
Als er schulden moeten worden kwijtgescholden om het bedrijf te redden, dan doet hij dat echt wel. En natuurlijk stelt hij zich coöperatief op, zegt hij – HIG WhiteHorse heeft ook een reputatie hoog te houden. „Als ik me slecht en niet commercieel gedraag, is Suitsupply meteen mijn laatste klant in Nederland.”
Het moet alleen wel goed uit te leggen zijn aan zijn investeerders als hij extra krediet geeft, zegt Aziz. Als dat niet kan, kan hij ook niet helpen. „Als een bank als ABN Amro of ING geld wil weggeven, prima, maar ik doe dat niet. Ik ben verantwoordelijk voor pensioengeld.” En als er nou heel veel banen op het spel staan, is hij bereid om die te redden? „Ik ben bereid het bedrijf, en mijn kapitaal te redden.”