afleren werkw. Uitspraak: [ ˈɑflerə(n) ] Afbreekpatroon: af·le·ren Vervoegingen: leerde af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgeleerd (volt.deelw.) zorgen dat (een slechte gewoonte) bij jezelf of bij een ander ophoudt Voorbeelden: 'Managers moeten afleren dat ze hun medewerkers onvoldoende vertrouwen geven.' , 'een kind het duim... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/afleren
zorgen dat je een gewoonte niet meer hebt vb: mijn broer heeft het stotteren afgeleerd door gebrek aan oefening vergeten vb: Jimmy is zijn moedertaal inmiddels afgeleerd Tegenstellingen: leren aanleren opsteken Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=afleren