kleineren werkw. Uitspraak: [ klɛiˈnerə(n) ] Afbreekpatroon: klei·ne·ren Vervoegingen: kleineerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gekleineerd (volt.deelw.) zorgen dat iemand minder waard lijkt dan hij of zij is Voorbeeld: 'Mijn moeder zit me steeds te kleineren door te zeggen dat ik niet deug.' Synoniem: vernederen Synoniemen: ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/kleineren