pronken werkw. Uitspraak: [ 'prɔŋkə(n) ] Afbreekpatroon: pron·ken Vervoegingen: pronkte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepronkt (volt.deelw.) nadrukkelijk showen om te laten zien wat je kan of wat je hebt Voorbeeld: 'Ze pronkte met haar nieuwe sieraden.' Synoniemen: geuren paraderen pralen prijken schitteren Spreekwoorden en ze... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/pronken
1.schitteren, stralen, pralen Voorbeeld: ‘Op de nok hadden ze de meitak genageld - het vreugdeteken van de overwonnen moeilijkheden. Hij pronkte daar heerlijk met zijn blinkend groene blâren zo hoog in de lucht’ 2.pruilen, mokken, een zuur gezicht zetten (DB, VD 3) Voorbeeld: ‘Wat, is er? Zeg het, is er iets, Louis? stamelde zij. ... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0019.php