letsel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • let·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord letsel letsels
verkleinwoord letseltje letseltjes

Zelfstandig naamwoord

het letselo

  1. (medisch) lichamelijke schade met name aangericht in een ongeluk of gevecht
    • Het motorongeluk veroorzaakte gelukkig weinig permanent letsel bij hem. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • letsel toebrengen
bezeren
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen