de prater zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: pra·ter Verbuigingen: praters (meerv.) Verbuigingen: pratertje (verkleinwoord) iemand die (veel) praat Voorbeeld: 'Geen prater zijn.' . Synoniemen: babbelaar keuvelaar klapekster kouter theetante 2 definities...
1) Ambtelijke titel 2) Babbelaar 3) Bekend park in Wenen 4) Bekend plein in Wenen 5) Beroep 6) Causeur 7) Keuvelaar 8) Klapekster 9) Klapper 10) Kletskous 11) Kouter 12) Park in wenen 13) Poekelaar 14) Redenaar 15) Snakker 16) Spreekt in wenen 17) Spreker 18) Theetante 19) Vermaakcentrum in wenen 20) Wandelpark in wenen 1) Babbelaar 2) Bomer 3) Causeur 4) Keuvelaar 5) Klapekster 6) Kletskous 7) Kouter 8) Kwebbel 9) Labbei 10) Redenaar 11) Snateraar 12) Spreker 13) Theetante 14) Wauwel 
Let op: Spelling van 1858 een lustbosch bij Weenen, van het Spaansche Prado
Weens park (toon de herkomst via de etymologiebank)
kletskous, iemand die verhaaltjes vertelt