similor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • si·mi·lor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord similor
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het similoro

  1. materiaal dat op goud lijkt maar het niet is, namaakgoud
     Charles Bresous, edelsmid uit Kortrijk, heeft ons verrast. Hij werkt in zilver, rood en geel koper, en similor.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

7 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. similor op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 april 2022 Weblink bron
    I.M. Calisch, N.S. Calisch
    “Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal”, beschouwd als 1e druk van Van Dale (1864), H.C.A. Campagne, Tiel, p. 1201
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2022 Weblink bron Levende kunst in West-Vlaanderen, Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Si. Michiels-Brugge in: West-Vlaanderen., jrg. 6 nr. 5 (september 1957), p. 318
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be