klankkast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klank·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klankkast klankkasten
verkleinwoord klankkastje klankkastjes

Zelfstandig naamwoord

de klankkastv / m

  1. (muziek) lichaam van een viool, gitaar e.d
  2. (muziek) doos waarop een stemvork wordt geplaatst om de toon ervan krachtiger te maken
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be