Uitspraak 201806889/1/A1


Volledige tekst

201806889/1/A1.
Datum uitspraak: 3 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Stichting Natuur en Milieu Ootmarsum en anderen, gevestigd of wonend te Ootmarsum, gemeente Dinkelland,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 juli 2018 in zaak nr. 17/2598 in het geding tussen:

de stichting en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland.

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2016 heeft het college aan KPN B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een zendmast en het kappen van drie houtopstanden op de locatie Stobbenkamp 80 te Ootmarsum, gemeente Dinkelland (hierna: het perceel).

Bij besluit van 17 oktober 2017 heeft het college de motivering van dat besluit aangevuld en het door de stichting en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 12 juli 2018 heeft de rechtbank het door de stichting en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de stichting en anderen hoger beroep ingesteld.

Het college en KPN hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De stichting en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2019, waar de stichting en anderen, vertegenwoordigd door [gemachitgden], bijgestaan door mr. R.F.A. Rorink, advocaat te Hardenberg, ir. R.L.M. Bouwman, werkzaam bij Stratix B.V., en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. M.Y. Rutges en F.M.J. Engbers-Poort, zijn verschenen. Voorts is ter zitting KPN, vertegenwoordigd door mr. [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bouwplan voorziet in het realiseren van een zendmast voor mobiele telecommunicatie met een hoogte van 39,9 m. Om realisering van het bouwplan mogelijk te maken, moeten drie houtopstanden worden gekapt. De zendmast is voorzien op de fietsparkeerplaats van het openluchtzwembad. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning voor het realiseren van de zendmast en het kappen van de houtopstanden aan KPN verleend. Het college is daarbij afgeweken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Ootmarsum, overige gebieden", omdat het bouwplan daarmee in strijd is. In dat bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Groen". De zendmast is hoger dan de 2 m die op grond van artikel 7, lid 7.2.3, van de planregels is toegestaan. Het college heeft de omgevingsvergunning toch verleend met toepassing van de in artikel 21 van de planregels opgenomen algemene afwijkingsregel.

2.    Artikel 21, lid 21.1.4, aanhef en onder e, van de planregels luidt:

"Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in die zin dat de bouwhoogte […] van zend-, ontvang- en/of sirenemasten mag worden vergroot tot ten hoogste 40 m, mits:

1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;

2. de te plaatsen mast (deels) door bomen gecamoufleerd wordt dan wel dat bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande gebouwen en andere verticale elementen;

3. door middel van een landschapsplan aansluiting wordt gezocht bij de omliggende omgeving en/of landschapselementen;

4. het principe van site-sharing wordt toegepast;

5. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;

6. er afstemming plaatsvindt met de Nota antennebeleid gemeente Dinkelland (2008)."

Bespreking hoger beroep

3.    De stichting en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat niet is voldaan aan de voorwaarden in het bestemmingsplan om medewerking aan het bouwplan te kunnen verlenen. Daartoe voeren zij aan dat onzeker is of de maximale hoogte van 40 m niet wordt overschreden. Ook voeren zij aan dat de noodzaak van de zendmast niet is aangetoond. Tevens voldoet de camouflage van de zendmast niet, omdat de mast hoger is dan de bomen en omdat de loofbomen een groot deel van het jaar kaal zullen zijn. Daarnaast past de zendmast niet in de omgeving. Evenmin wordt site-sharing toegepast. Volgens de stichting en anderen wordt de beeldkwaliteit van de omgeving verstoord. Verder is de voorziene locatie in strijd met de Nota antennebeleid, omdat het college voorbijgaat aan de aanwezigheid van een woonwijk op enkele tientallen meters afstand van de zendmast en omdat de mast niet is bedoeld voor spraak maar voor data.

3.1.    De aanvraag voor het bouwplan ziet op een zendmast met een hoogte van 39,9 m. De gevraagde omgevingsvergunning is verleend voor een zendmast met een hoogte van 39,9 m. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de voorziene zendmast, gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, hoger is dan 40 m.

3.2.    De rechtbank heeft bij haar oordeel over de noodzaak voor de zendmast het door KPN overgelegde document "Het mobiele bereik in Ootmarsum/alternatieven onderzoek" van 13 september 2017 betrokken. KPN wil door de plaatsing van de zendmast aan de Stobbenkamp het bereik van het mobiele netwerk aan de westkant van Ootmarsum verbeteren. Het gaat dan om verbetering van de dekking binnenshuis en om het verbeteren van de capaciteit en snelheid van data. De rechtbank heeft in hetgeen de stichting en anderen hebben aangevoerd onvoldoende aanleiding gezien voor twijfel aan de juistheid van de in dat document genoemde informatie. Ook de rapporten van Stratix van 20 november 2017 en 30 mei 2018 kunnen volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel leiden. De Afdeling deelt de conclusie van de rechtbank dat de noodzaak tot plaatsing van de mast voldoende is aangetoond.

3.3.    De zendmast is voorzien tussen bestaande bosschages en bomen. De installatiekasten en hekwerken zullen worden uitgevoerd in een (donker)groene kleur. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat het bouwplan daarmee voldoet aan de voorwaarde dat de te plaatsen mast deels door bomen wordt gecamoufleerd. Ook heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat plaatsing van de zendmast zal leiden tot een onevenredige inbreuk op het landschap en de beeldkwaliteit in het gebied.

3.4.    De rechtbank heeft in de overwegingen 6.2 tot en met 6.4 overwogen dat en waarom is voldaan aan de voorwaarde voor medewerking aan het bouwplan dat het principe van site-sharing wordt toegepast. In het door de stichting en anderen aangevoerde ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen.

3.5.    De zendmast wordt geplaatst binnen de bebouwde kom van Ootmarsum aan de rand van de wijk Stobbenkamp, die grenst aan agrarisch gebied en aan het zwembad. Een van de voorwaarden voor medewerking aan het bouwplan is dat afstemming plaatsvindt met de Nota antennebeleid. In de Nota antennebeleid is voor locaties binnen de bebouwde kom bepaald dat antenne-installaties bij voorkeur worden geplaatst bij sportcomplexen op of aan de randen van industrieterreinen of langs spoorlijnen en niet in of langs de randen van woonwijken. Het college stelt zich op het standpunt dat de voorziene zendmast geen onevenredige inbreuk maakt op het woon- en leefklimaat van de stichting en anderen omdat de zendmast is voorzien op een sportcomplex (het zwembad) en de zendmast landschappelijk wordt ingepast in de omgeving en de bebouwingsstructuur. Ook heeft de stadsbouwmeester een positief welstandsadvies uitgebracht naar aanleiding van aanpassingen aan het bouwplan. De omstandigheid dat de zendmast is voorzien nabij de wijk Stobbenkamp, brengt de Afdeling niet tot het oordeel dat ten onrechte geen afstemming met de Nota antennebeleid heeft plaatsgevonden. De Afdeling verwerpt het betoog van de stichting en anderen dat de Nota antennebeleid niet van toepassing is op zendmasten die (ook) bedoeld zijn voor (snelle) data. Het college heeft in dat verband op de zitting van de Afdeling toegelicht dat de Nota antennebeleid uit 2008 nog steeds actueel is en is verwerkt in bestemmingsplannen van latere datum. Ook heeft het college toegelicht dat de criteria voor het plaatsen van zendmasten zien op ruimtelijke afwegingen en niet zozeer op de techniek.

3.6.    Aangezien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 21, lid 21.1.4, aanhef en onder e, van de planregels, heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het college bevoegd was om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.

Het betoog faalt.

4.    De stichting en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid medewerking aan het bouwplan heeft kunnen verlenen. Volgens de stichting en anderen is de besluitvorming in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Bovendien zijn er volgens de stichting en anderen betere alternatieven dan de gekozen locatie.

4.1.    Bij zijn besluitvorming over de aanvraag van KPN heeft het college beleidsruimte. Indien het college van mening is dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan het er voor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. In dat geval toetst de rechter of het college bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het college na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid een omgevingsvergunning voor het bouwplan heeft kunnen verlenen. De Afdeling ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college in strijd met het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. De door de stichting en anderen genoemde situatie in Lattrop is niet vergelijkbaar met deze situatie. In Lattrop is het initiatief voor de plaatsing van een zendmast van de bewoners uitgegaan, waarbij een inspraakavond is gehouden en in overleg met de betrokkenen een locatie is bepaald. In dit geval is het initiatief voor de aanvraag van KPN uitgegaan vanwege onvoldoende bereik en capaciteit in het gebied aan de westkant van Ootmarsum. Er bestaat geen verplichting om in zo’n geval ook een inspraakavond te organiseren of om de locatie in overleg met de omwonenden te bepalen. Over het betoog van de stichting en anderen dat alternatieve locaties aanwezig zijn, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college dient te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwplan zoals daarvoor een vergunning is aangevraagd. Indien een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. De stichting en anderen betogen in dit verband dat deze vaste rechtspraak niet opgaat, omdat de locatie op voorhand in overleg met de gemeente is bepaald. De Afdeling volgt dit betoog van de stichting en anderen niet. Uit het dossier blijkt dat KPN onderzoek heeft gedaan naar verschillende locaties, voordat voor de locatie aan de Stobbenkamp is gekozen. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat binnen het zoekgebied geen alternatieve locaties aanwezig zijn waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.

Het betoog faalt.

Slot en conclusie

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Smulders-Wijgerde, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Smulders-Wijgerde
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2019

672.