Direct naar artikelinhoud
Goed & slechtOver de eenvoud

Opzettelijk moeilijk doen leidt niet tot een betere dichtbundel: Chawwa Wijnberg laat zien hoe eenvoud zegeviert

Moeilijk doen is de kunst niet, denkt Arjan Peters, als hij Tomas Lieske vergelijkt met de eenvoud in Chawwa Wijnbergs afscheidsbundel.

Opzettelijk moeilijk doen leidt niet tot een betere dichtbundel: Chawwa Wijnberg laat zien hoe eenvoud zegeviert
Beeld Getty

Dichters doen soms opzettelijk moeilijk, zichzelf daarmee een vrijbrief verschaffend om het op een ouwehoeren te zetten. Dit vooroordeel moest ik geheel onderschrijven bij het lezen van Keto Stiefcommando, een bundel van Tomas Lieske (Querido; € 17,99) die op de achterzijde ‘actueel, rauw en hartverwarmend’ wordt genoemd. Dat zal de geinponem wel zelf bedacht hebben. Hij voert een aantal Afrikaanse jongens in Parijs op, dat op verzoek gedichten schrijft over de jeugdjaren van historische figuren. Lopend achter een vuilniswagen brengen ze die gedichten naar de basiliek van Saint-Denis. Vroeger zijn daar Franse koningen begraven.

Jongens die Hercuul heten, of Imker Graat of Damn Good Memory, praten in een mengeling van Nederlands en Afrikaans. Dus dan krijg je Hercuul, die over Julius Caesar opmerkt dat hij aan epilepsie leed:

Wie hem weleens sprak bij Le Sully, maakte partykeer mee dat hij pardoems onder tafel gleed en dan een tijd naar het blad lag te staren (…)
Ruggelings de wereld te verklaren met uitzicht op de vuile onderkant
van het kantelbare en vetsterrenspat bestraalde tafelblad (…)
Voor de liefde in de wieg gelegd maar nu zie ik alles draaien
en ben ik ziek van misselijk en lig ik linkshandig onder tafel.

Meer dan 100 pagina’s duurt deze exercitie, en niemand die Lieske terugfluit. Collega-critici noemen hem een verrukkelijk taalkunstenaar. Een mafketo is het. In hemelsnaam: waarom zou een Parijse jongen achter een vuilniswagen in een raar taaltje lopen zingen over de kindertijd van Caesar? Ik hou erover op.

Op Facebook kondigde de Middelburgse dichter Chawwa Wijnberg (1942) onlangs haar achtste en laatste dichtbundel aan, doelend op haar haperende gezondheid. Daarover gaat ook ‘Slijtage’, het eerste gedicht in Het ontbreken hoor je niet (In de Knipscheer; € 16,50):

Er is
een scherfje
van me af
ja en kreukels
en hier
en daar een barst

overgroeid
met mos en gras
vermomd
littekenweefsel

is het nog ver
wou ik al
dat ik er was

De dichter is broodnuchter over de ontluistering, haar zinnen zijn geslonken tot woordjes. Het eindrijm is in alle eenvoud een klassieke zucht van verlichting. Die zit! Het gaat niet meer. Maar ze kan het nog.