Kluis – Inkluizen – Kluizenaar/kluizenares – Gekluisterd

Op de fiets slaat de warmte van de herfst als een deken om me heen. Ik heb op advies een deken meegenomen. Als ik aankom ziet niemand me. Iedereen is druk doende met tafeltjes buiten zetten. Ik loop onwennig naar binnen. Een man gebaart dat ik linksom moet lopen, degene die met de rug naar me toe zit, zo duidt hij, helpt me verder. Linksom aangewandeld zie ik ongeveer tien mensen met de rug naar me toe zitten.

 

Kluis

Gelukkig staat er iemand op. ‘Jij komt voor de kluis?’, vraagt ze vriendelijk. ‘Ja’, zeg ik en ik wil hard weglopen. Drie uur lang zitten! Zinloos! Aangetrokken door het licht en door haar vriendelijkheid loop ik mee, verder de kerk in. Ik voel me wat onwennig. Het eeuwenoude gebouw laat het maar gebeuren. We lopen naar de in 1492 gebouwde Andreaskapel. In een stalen hek, geschilderd in rood en groen, met een schuin witte banier zit een deur waardoor ik de ruimte betreed. Het hek is gemaakt van smeedijzer met uiteinden die lijken op fantasiebeestjes. De kleuren komen terug in het wapenschild op de muurschildering van het geslacht (Van Panthaleon) van Eck.

Detail van het smeedijzeren hek .

Nadat de vrouw me alles heeft uitgelegd laat ze me alleen. Een beetje verbaasd sta ik in de kapel, die is aangelegd tussen twee pilaren. Een negentiende-eeuwse tafel staat op een tapijt in het midden. Plantjes, kleedje, ontsmettingsspullen. Daar begin ik maar mee, voordat ik iets aanraak. De stoffen stoel en een gestoffeerde oude kerkbank desinfecteer ik maar niet. Wat voor me ligt is een onoverzienbaar lange zee van tijd. Ik dacht dat kluizen kleiner waren. Het licht valt prachtig naar binnen. In de hoogte zit -magisch mooi- een versierd plafond. Als ik mijn spullen wil pakken zie ik rechts een piepkleine opening. Ik houd mijn adem in.

Inkluizen

In de derde en vierde eeuw van onze jaartelling waren er Christenen die zich terugtrokken uit de wereld om in absolute eenzaamheid en in strenge onthouding te leven. Deze zogenaamde, voornamelijk mannelijke anachoreten trokken de woestijn in om zich te ontdoen van het alledaagse. Vanaf de vijfde eeuw schreef de kerk leefregels voor hen die als een kluizenaar willen leven. De kluis moest bij een kerk of klooster staan. Voorafgaand aan de insluiting was een periode van kloosterleven verplicht. (De bronnen noemen een, drie of vier jaar). Het gebruik waaide over naar het Westen waar vanaf de negende eeuw het aantal inkluizingen toeneemt.

Toegang tot de kluis in de pilaar.

Toegang tot de kluis in de pilaar.

Het insluiten ging gepaard met een ritueel dat leek op een begrafenis. Er werden speciale gebeden opgezegd en liederen gezongen. Als ingekluisde deed je als het ware afstand van het leven (en van je bezittingen, die toevielen aan de kerk). Binnen vier muren zweefde de kluizenaar tussen leven en dood, zo dacht men toen. De kluizenaar moest tijdens het inwijdingsritueel plat op de grond liggen, met het gezicht naar beneden gekeerd. De abt besprenkelde de kluizenaar met stof en sloot deze vervolgens in met de voorden ‘rust in vrede. Amen’. Het slot werd gezegend door de abt. De sleutel bewaarde hij goed. Alleen in geval van ziekte, een noodgeval en bij het sterven van de kluizenaar werd de deur geopend, hoewel er ook bronnen zijn die beweren dat de deur niet op slot ging. De kluis was geen hotelkamer. Sober. Spartaans. Zonder vuur (dus geen licht of verwarming). Zwarte gordijnen (de ingekluisde was voor niemand te zien).

Het enige bezit wat de kluizenaar had was een mat op om te slapen, een pot, een kroes of nap en een schotel. Blootsvoets en vegetarisch sleet zij haar leven. Er lieten zich in deze tijd meer vrouwen dan mannen inkluizen. Door te spinnen, te weven of door het overschrijven van boeken voorzagen zij zich in hun eigen onderhoud. Van het geld lieten ze eten kopen. Wat restte schonken ze aan de armen.

Kluizenaar/kluizenares

Het insluiten gebeurde op vrijwillige basis. De meeste kluizenaaressen kwamen uit de gegoede koopliedenklasse, meestal niet van adel en dikwijls van wat oudere leeftijd (rond de veertig jaar). Sommigen lieten zelf, met eigen geld een kluis bouwen. Er waren wachtlijsten. Er is maar heel weinig bekend over hen, omdat gegevens uit die tijd schaars zijn. Bovendien lieten deze devote mensen zich niet inmetselen om de roem of eer, maar vanwege hun nederigheid tegenover god en hun dienstbaarheid aan de wereld. Ik vermoed dat er veel meer ingemetselden zijn geweest dan we weten. Volgens een blog had iedere stad minstens een ingeslotene.

Utrecht heeft volgens onderzoekers in ieder geval vier kluizenaars gekend, (ik kom op vijf) onder wie een man. Laten we met hem beginnen. Peter Gijsberts liet zich in een kluis in de Predikherenkerk inmetselen. De kloosterling had zich niet netjes gedragen, maar hij kwam tot inkeer en wilde ingesloten leven, wat in 1489 gebeurde. Zijn overleden zus was hem voorgegaan. De Predikherenkerk en de kluis zijn gesloopt. (Dat zijn al twee mensen).

In de Geertekerk liet Zuster Agnes, een buitenechtelijke dochter van Willem van Zantwijk, een bekend en rijk Utrechts geslacht, zich in ongeveer het jaar 1400 inmetselen. In tegenstelling tot de regel was zij geen kloosterlinge geweest. De Geertekerk staat er nog, de kluis is verdwenen. (Drie ingemetselden)

In de Buurkerk zat Zuster Bertken 57 jaar ingemetseld. De onwettige dochter van Jacob van Lichtenberch is in 1426 of 1427 geboren en op 25 juli 1514 gestorven. De kerk staat er nog, de kluis niet meer. Zij is de bekendste kluizenaris van Utrecht en misschien wel van Nederland, wellicht omdat zij twee boekjes aan ons heeft overgeleverd. In de straat waar de kluis stond, ligt een herdenkingssteen. (Vier).

In de Jacobikerk liet Alyt Ponciaens zich in ieder geval voor 1492 inmetselen in een pilaar in de Jacobikerk. Over haar is niets te vinden en ze wordt niet genoemd in het Vrouwenlexicon van Els Kloek. Zij liet zich ongeveer tussen 1460 en 1490 inkluizen, maar dat weten we niet zeker. In ieder geval werd in 1492 de kluis voor andere doeleinden gebruikt, dus Alyt woonde er toen niet meer. Blootvoets, vegetarisch en levend in schemerlicht, biddend, mediterend, en misschien schreef of naaide ze af en toe. (Vier vrouwen en een man, dat is vijf mensen). De kerk is er nog. De kluis is er nog. De sfeer is er nog.

Een van de twee vensters van de kluis van Alyt. Erboven een herdenkingsplaquette. Rechts het hek van de Andrieskapel.

Gekluisterd

In de kluis zijn nog twee getraliede vensters te vinden. Ze kijken uit in de kerk; haar contact met het geestelijke leven. Er zou aan de buitenmuur ook een venster hebben gezeten. Aan de buitenkant is de plek nog zichtbaar. Dit was haar enige verbinding met de buitenwereld. Het was bij de Utrechters bekend dat ze ingemetseld zat. Net als bij Zuster Bertken kwamen mensen voedsel brengen, en vroegen haar om raad. Kluizenaressen fungeerden als bemiddelaar tussen hemel en aarde. Het waren vrouwen van invloed. Ze moeten achter gordijnen toch midden in het leven hebben gestaan. Het is bekend dat het Zuster Bertken opviel hoeveel er geklust werd in de kerk en hoeveel geluid dat gaf. In haar tijd was de Buurkerk ook al oud. Net als nu, was er toen ook overal geluid en veel lawaai in de stad.

De kluis is klein. Er kan nog geen bed staan. In de rand onder het venster zijn twee uitgesleten plekken. Zou ze hier veel geknield hebben? Op de plek van het venster in de buitenmuur is een diepe nis, met een bijbel en een kaas. De kozijnen zijn van solide dik hout, eeuwenoud. Volgens overleveringen was deze ruimte in de pilaar een kapelnis, en had Alyt ernaast nog een ruimte tot haar beschikking, maar hoe dat er uit heeft gezien kunnen we niet meer achterhalen. Misschien is deze ruimte bij de aanleg van de Andreaskapel verloren gegaan.

Ik kniel op de uitgesleten rand. Dat bevalt niet zo goed en ik ga zitten. De zware eikenhouten deur laat ik maar op een kier. Hier heeft 550 jaar geleden iemand gewoond. De tijd verstrijkt. Ik heb het niet in de gaten. Stilte. Er is veel te zien. Estrikken op de vloer die door eeuwenlang gebruik zijn versleten en gebarsten. Ik beleef het ene historische sensatiemoment na het andere.

Afgezonderd maar omringd

Na het concilie van Trente (dat bestond uit meerdere zittingen verspreid over de jaren 1545-1563) waren er geen kluizenaressen meer. De religiante heren besloten dat religieuze vrouwen, wilden ze hun leven wijden aan god, dit maar achter de kloostermuren buiten de stad moesten doen en niet middenin een kerk en het dagelijkse leven. Hiermee werd volgens sommige bloggers een belangrijke rol voor (rijke) vrouwen afgesneden. Hoewel eenzaam in een kluis, hadden de meeste kluizenaressen met dat straatvenster, afgedekt en wel contacten met het sociaal-maatschappelijke leven. Iedereen, huisvrouwen, leerlooiers, bierbrouwers maar ook bestuurders konden de ingekluisde (man of vrouw) om advies vragen of zieleroerselen blootleggen. Na het concilie van Trente hield dit op.

Een paar uren later heb ik het, ondanks extra vest en deken, steenkoud gekregen. Vooral mijn voeten! Wanneer ik word opgehaald, besef ik het pas. Zou Alyt de kou gevoeld hebben? Kan een mens wennen aan kou? Melden zich ook mensen in de winter voor ViaKluis in de Jacobikerk? Een man vroeg hoe ik het vond. Ik vind geen woorden. Later herken ik hem op de website als een van de predikanten. Hij nodigt me uit om nog te blijven, maar ik zweef de kerk uit en bereik buiten. Vol sensatiemomenten loop ik een rondje om de kerk. Ik blijf wat hangen bij de plek in de muur waar het venster van Alyt zat.

In onze tijd komt het nogal extreem over om je te laten inmetselen om god te dienen. Toen echter, was de samenleving en het daarbij behorende gedachtegoed zo anders dan de huidige, dat we ons dat eigenlijk niet meer voor kunnen stellen. Er iets van vinden kan daarom eigenlijk niet. Een stap naar het kloosterleven was veel kleiner dan tegenwoordig. Lang niet iedere kloosterling kwam tot een dergelijk besluit, maar zij die wilden lieten zich insluiten. In de Middeleeuwen was het voor vrouwen geen pretje. Ze mochten geen carrière maken, hadden (op enkele uitzonderingen na) geen economische of politieke invloed. Een van de weinige manieren om je als vrouw toch te kunnen ontwikkelen was als non in een klooster. Hier leerde men (bijbel)lezen, schrijven, zingen en werd er gewerkt voor de kost en onderhoud. Als kluizenares stonden deze vrouwen, hoe tegenstrijdig ook, als ‘vraagbaak’ middenin de maatschappij en vol in het leven, waarbij ze aanzien genoten. Het concilie van Trente sneed die positie van vrouwen als invloedrijke raadgeefster af.

Op de fiets overdenk ik mijn ervaring en het ingesloten leven van Alyt Ponciaens. Een mooie ervaring is het zeker. Ik zie alles scherper, helderder, milder. De zon schijnt. De warmte voelt weldadig. Het dekentje zit weer in mijn tas.

Afbeelding van P. Saenredam (1636) van de Jacobikerk. Rechts de Andreaskapel en links ervan het venster van de kluis. (Coll. Het Utrechts Archief, nr. 28598X30-28598).

Bronnen / meer lezen / ook zo’iets moois ervaren?

https://www.viajacobi.nl/viakluis

C. C. van der Graft ‘Een vierde Utrechtsche kluis’ in: Maandblad van “Oud-Utrecht” vereeniging tot beoefening en tot verspreiding van de kennis der geschiedenis van de stad en de provincie Utrecht (januari 1947) 1-2

C. C. van der Graft Een boecxken gemaket ende bescreven van suster Bertken die LVII iaren besloten heeft gheseten tot Utrecht in die buerkercke Suster Bertken van Utrecht (dbnl.nl 2007)

http://www.indebuurtutrecht.nl

http://www.viajacobi.nl/viakluis

http://www.kerkenkijken.nl/kerken/jacobikerk/geschiedenis-en-gebouw

KNAW http://www.huygensknaw.nl (digitaal vrouwenlexicon) 2014

Foto’s van auteur.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.