Direct naar artikelinhoud
InterviewKoloniale literatuur

Multatuli vertelt maar de (Nederlandse) helft van het verhaal, deze schrijvers vertellen de andere helft

De Molukse schrijver Frans Lopulalan, overleden in 2020.Beeld via Uitgeverij In de Knipscheer

Boeken uit de koloniale tijd zijn nog steeds prima leesbaar. Als je er maar exemplaren met een ander verhaal tegenover plaatst.

Standbeelden sneuvelen, VOC-straatnamen worden met bloedrode verf beklad en de Gouden Koets is naar een museum verbannen. In dit postkoloniale geweld blijft de literatuur tot dusver aardig buiten schot. Maar hoe houdbaar zijn de klassiekers van weleer? En biedt de hedendaagse leeslijst genoeg alternatieve perspectieven?

Rasit Elibol, redacteur bij De Groene Amsterdammer, stelde vanuit deze vragen De nieuwe koloniale leeslijst samen. De bundel bevat 22 essays waarin schrijvers en letterkundigen beroemde boeken uit de koloniale tijd tegen het licht houden. Ze plaatsen er onbekender werk tegenover om een completer beeld te krijgen van de geschiedenis.

Iedereen kent uiteraard ‘De Grote Drie’ van het literaire koloniale erfgoed: Max Havelaar, De stille kracht en Oeroeg van respectievelijk Multatuli, Louis Couperus en Hella Haasse. “Geweldige boeken”, beaamt Elibol, “maar ze vertellen niet het hele verhaal.” De drie auteurs worden vaak als visionairs geprezen omdat ze het onvermijdelijke einde van het kolonialisme voorvoelden, lang voor de rest van Nederland. Maar de onderdrukte inlander waar ze over schrijven, krijgt zelf vreemd genoeg nauwelijks een stem in hun werk. De Javaan rijst uit de bladzijden op als een mysterieus zwijgende figuur, onpeilbaar en ondoorgrondelijk.

Suwarsih DjojopuspitoBeeld Fotograaf onbekend

Lees daarom bijvoorbeeld ook eens Buiten het gareel van de Indonesische schrijfster Suwarsih Djojopuspito, tipt Elibol. In deze roman uit 1940 toont Djojopuspito vanuit haar inlandse blik hoe het opkomend nationalistisch en communistisch gedachtegoed door de kolonisator werd onderdrukt. Of lees Onder de sneeuw een Indisch graf (1986) van Frans Lopulalan, een van de weinige literaire werken over de Molukse geschiedenis in Nederland. “Een onderschat boek”, vindt Elibol. “Ik had nooit eerder een roman gelezen waarin zo mooi is beschreven hoe de Molukkers met valse beloften hierheen werden gehaald. Ze zijn altijd met één been in Nederland en met één been in het land van herkomst blijven staan.”

De samensteller hoopt dat mensen de besproken boeken gaan lezen en erover gaan discussiëren. Vooral de jongere generatie zal er volgens hem verbaasd over staan dat actuele thema’s als racisme, discriminatie en de gevolgen van de slavernij al veel eerder uitgebreid in de literatuur aan bod zijn gekomen.

De Turks-Nederlandse Elibol kwam zelf met de koloniale geschiedenis in aanraking via zijn vriendin, die een Surinaamse achtergrond heeft. Dankzij haar ging hij veel over Suriname lezen. Keuze genoeg. Denk aan het werk van Anil Ramdas, Astrid Roemer of Albert Helman. Maar zijn grootste literaire ontdekking is Edgar Cairo.

Cairo EdgarBeeld Hollandse Hoogte / Nederlands Fotomuseum

Deze zwarte, biseksuele schrijver emigreerde uit Suriname naar de Bijlmer. In 1976 publiceerde hij Kollektieve schuld, een levendig boek waarmee je volgens Elibol ‘direct op een achtererf in Paramaribo belandt’. De roman is een speelse familieschets waarin een grote familie bijeenkomt voor een reeks wintirituelen. Ze willen een collectieve schuld wegwassen. Oom Rudi arriveert vanuit Nederland, samen met zijn witte echtgenote. “Er zitten veel grappige dialogen in”, zegt Elibol. “Zo is er een scène waarin een tante wil weten of Nederlandse mannen hun vrouw echt oraal bevredigen. Het boek laat ook mooi zien waarom Surinamers de kolonisator tegelijk verafschuwen en aanbidden. Nederland is de macht die lange tijd hun winti-­rituelen en hun taal heeft verboden, maar ook het rijke land dat de belofte van een beter leven in zich draagt.”

Bijzonder is dat Cairo een heel eigen proza gebruikt: een mix van Surinaams-Nederlands met Sranantongo en eigen woorden. De vertalingen onder aan elke pagina zijn volgens Elibol geenszins overbodig. Opmerkelijk is verder dat Cairo zich eind jaren zeventig al uitsprak tegen Zwarte Piet en dat hij niet schroomde om witte recensenten van racisme te betichten.

“Er werd besmuikt om hem gelachen”, zegt Elibol. “Kijk die gekke Surinamer nou! Maar in feite was hij zijn tijd ver vooruit. De tragiek is dat hij uiteindelijk echt gek werd. Hij werd psychotisch en heeft daarna niets coherents meer geschreven.”

De nieuwe koloniale leeslijst, samenstelling Rasit Elibol, uitgeverij Das Mag, 240 blz, 21,99 euro.

Lees ook:

Wie begrijpt Couperus nog?

Havo- en vwo-leerlingen haken massaal af bij Couperus, vanwege de aparte, ouderwetse taal. Neerlandica Michelle van Dijk heeft Couperus’ roman ‘Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan’ daarom hertaald in modern Nederlands. Lekker toegankelijk, maar rechtgeaarde Couperianen vinden het heiligschennis.