Terug naar de krant

Het is ‘continu oefenen’ in Klinisch Centrum Nootdorp. Matthieu weet het: ‘Je moet hier keihard aan jezelf werken’

Leeslijst reportage

Zorg en begeleiding Hoe behandel je psychische aandoeningen van mensen met een lichte verstandelijke beperking? In Nootdorp krijgen ze therapie én dagbesteding. „Wat ik leer, is niet altijd maar tobben.”

Leeslijst

Er worden croissantjes en worstenbroodjes gebakken. Op de bank in de woonkamer zit een vrouw een kruiswoordpuzzel te maken. Hier, op een van de afdelingen van het Klinisch Centrum Nootdorp, verblijven zeven mensen met een lichte verstandelijke beperking én een psychiatrische aandoening. Ze krijgen verschillende therapieën. Maar ze doen ook aan fitness. Ze zwemmen. Schilderen. Tekenen. Maken muziek. En ze tafeltennissen vaak.

De dagen zijn gevuld. „Zodat je niet de hele tijd aan het dissociëren bent”, zegt Matthieu (28). „Je moet hier keihard aan jezelf werken. Blokkades doorbreken. Anders kom je geen stap vooruit.” Medebewoner Danny (26): „Ik heb last van stemmingswisselingen. Soms voel ik me hier thuis. Soms vind ik het lastig. Maar het is goed om een stok achter de deur te hebben, hier.”

Matthieu en Danny verblijven tijdelijk in de kliniek waar ggz-organisatie Parnassia en gehandicaptenorganisatie Ipse de Bruggen samen zorg verlenen aan mensen met een lichte verstandelijke beperking én een psychiatrische aandoening, een groeiende groep mensen in Nederland. Ilse van Esch, directeur zorg van Ipse de Bruggen: „Mensen vallen vaker buiten de boot. Zolang er geen ingewikkelde eisen worden gesteld, kon deze groep mensen prima mee doen. Maar de maatschappij stelt steeds meer eisen. Dus als je een lichte verstandelijke beperking hebt, maak je minder gemakkelijk dan vroeger deel uit van een gemeenschap. Dit is een tijd van individualisering, waarin iedereen zelf kan kiezen wat hij wil zijn, wie hij wil worden. Dat is lastig.”

directeur zorgIlse van Esch Mensen vallen vaker buiten de boot. De maatschappij stelt steeds meer eisen

Jorrit Matzinger, manager bedrijfsvoering van het klinisch centrum Nootdorp: „Deze mensen lopen vaak jarenlang op hun tenen. De problemen stapelen zich op. Het zijn mensen met een IQ tussen de 70 en 85, over wie vaak wordt gedacht dat ze het nog wel redden. Maar op een gegeven moment klapt het. Ze kunnen niet verder. Ze lopen vast.”

Ilse van Esch: „Naarmate de wereld groter en ingewikkelder wordt, wordt de kans groter dat ze psychische stoornissen zoals angsten en depressies ontwikkelen.”

Lees ook Steeds meer zwakbegaafden in gehandicaptenzorg: ‘Daar mogen we mensen hun grondrechten afnemen’
Cliënt tijdens de dagbesteding in woonzorgcentrum Plein 6 van Õs Heeren Loo.

Geen woorden kunnen vinden

Deze almaar groeiende groep mensen in Nederland dreigt tussen wal en schip te vallen. De geestelijke gezondheidszorg vindt het lastig hun een therapie aan te bieden die ze niet begrijpen, ook omdat deze mensen vaak geen woorden kunnen geven aan wat ze voelen. Maar ernstig gehandicapt zijn ze óók weer niet. Zo kan het gebeuren dat licht verstandelijk beperkten een psychiatrische behandeling krijgen die niet werkt, óf niet behandeld worden en belanden in instellingen voor gehandicaptenzorg waar ze eigenlijk niet thuis horen. Dat laatste signaleerden onlangs artsen in NRC. Een rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit van vier jaar geleden waarschuwde daar al voor. Maar, zeggen ze hier in Nootdorp, er zijn óók initiatieven om de zorg te combineren. „Daar zijn wij op aangeslagen”, zegt Ilse van Esch. Dus: wonen in een beschermde omgeving met een „passende en zinvolle” dagbesteding. „Binnen een therapeutisch klimaat met psychologische behandeling, waarbij ook onderzocht wordt wat passende zorg is na de behandeling.”

Het komt er in Nootdorp op neer dat mensen zoals Danny en Matthieu enkele keren per week door psychologen en psychiaters worden behandeld. De rest van de week proberen hun sociotherapeuten de vastgestelde therapie in het dagelijks leven toe te passen. „We zijn in principe de hele dag aan het behandelen”, zegt Jorrit Matzinger. „Continu oefenen.” Zodat, is de gedachte, de stoornis afneemt of zelfs verdwijnt, en de licht verstandelijk beperkte cliënten weer een min of meer normaal leven op kunnen bouwen. Matzinger: „Iemand met een psychiatrische aandoening en een verstandelijke beperking weer op weg helpen, duurt lang. Deze mensen hebben meer nabijheid nodig.”

In de huiskamer samen tv kijken.
Foto Hedayatullah Amid

Naast behandelen ook opvoeden

Zorgdirecteur Ilse van Esch: „Naast behandelen willen we ook opvoeden, ondersteunen.” Er is in Nootdorp plaats voor ruim veertig mensen.

Danny, uit het Zuid-Hollandse Lekkerkerk, heeft een lichte verstandelijke beperking en wordt behandeld aan een depressie. Hij heeft als tiener zijn diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs gehaald. „Veel mensen kunnen niet begrijpen dat ik dat heb gehaald. Maar ik heb daar ook heel erg mijn best voor moeten doen, en er erg veel voor moeten laten. Ik heb jaren op m’n tenen gelopen.”

Na zijn vooropleiding heeft hij geprobeerd begeleider in de zorg te worden. „Dat was te hoog gegrepen.” Hij heeft vervolgens enkele jaren ’s avonds pizza’s bezorgd, maar tobde met zijn gezondheid door een zware vorm van eczeem, en kreeg depressies. Later ging hij werken bij een logistiek bedrijf; ook daar voelde hij zich niet op z’n gemak. „Niemand zag aan mij dat ik wat mankeer. Dat matchte niet. Het is stuk gelopen.”

Uiteindelijk belandde hij in de dagbesteding, maar kreeg daar sterk het idee dat hij zo veel meer zou kunnen als hij niet zou lijden onder zijn aandoeningen. „Ik raakte gefrustreerd.” De depressie verergerde, hij kreeg suïcidale gedachten. In een kliniek werd eindelijk de diagnose lichte verstandelijke beperking gesteld. Danny ging op zich zelf wonen. „Want thuis was het crisis. Ik kwam mijn kamer niet meer uit. Deed lelijk tegen mijn ouders. Die trokken het niet meer. Dat begrijp ik ook. Het is heel lastig om iemand die altijd somber is, thuis te houden.”

Helemaal zelfstandig wonen bleek geen succes. „Het heeft nooit als een thuis gevoeld.” Zo kwam hij in Nootdorp terecht. Hier wordt hij behandeld. „Ik probeer het verleden achter me te laten.”

Anne Mud, zijn psycholoog, zit erbij en vertelt dat Danny cognitieve gedragstherapie krijgt. „Je kijkt tijdens de therapie naar wat je denkt, wat je voelt en wat je doet. Gedachten vormen hoe je je voelt en hoe je je gaat gedragen. Een bekend voorbeeld is dat als je ’s nachts een geluid hoort en denkt dat het een inbreker is, je heel angstig wordt en je gaat verstoppen. Maar als je denkt dat het geluid van de kat van de buren is, word je rustig, en slaap je lekker in.” Danny moet dus leren zijn veelal sombere gedachten te veranderen. „Dat is de uitdaging, Danny”, zegt zijn psycholoog.

Wat ook helpt, zegt hij zelf, is wandelen en hardlopen. „Vijf kilometer.” Binnenkort vertrekt Danny uit de kliniek; hij heeft een plaats gekregen binnen een beschermde woonvorm, in Gouda.

bewoner Klinisch CentrumMatthieu Ik loop tegen bepaalde blokkades aan. Die hoop ik te doorbreken

Haren wassen, in het hier en nu

Op de afdeling wordt veel waarde gehecht aan de „zelfstandigheid” van de tijdelijke bewoners. Sociotherapeut Mohammed Amakran: „De cliënten kunnen hun eigen was draaien. Ze hebben eigen kookdagen. Ze komen met ideeën, wij helpen daarbij. Ze hebben zelf de regie in handen.”

Matthieu, uit Zierikzee, woont hier sinds twee maanden. „Ik loop tegen bepaalde blokkades aan. Die hoop ik te doorbreken. Ik leer mezelf hier wat beter kennen. Daardoor kan ik beter met mijn gevoelens en gedachten omgaan, en vlieg ik niet uit de bocht.”

Matthieu is licht verstandelijk beperkt en heeft autisme. Bovendien lijdt hij aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en krijgt hij, in afwachting van een intensieve therapie, traumatische stabilisatietherapie. „Wat ik leer, is niet altijd maar tobben over mijn problemen, maar heel bewust nadenken over wat ik aan het doen ben, haren wassen bijvoorbeeld. Zo kom je tot jezelf. In het hier en nu.”

Matthieu vermoedt dat hij in zijn tienerjaren een trauma heeft opgelopen „door hoe je bepaalde gebeurtenissen interpreteert”. Nader verklaard: „Thuis werden dingen gezegd en dingen van mij verwacht die ik niet kon plaatsen, ook door de verstandelijke beperking. Het is thuis best pittig geweest. Er werden eisen gesteld waar ik niet aan kon voldoen. Ik had veel aandacht nodig. Die kreeg ik niet altijd. Ik leefde in een cocon. Mijn ouders zeiden altijd: vertel het, jongen. Maar dat kon ik niet, ik wist niet wat ik moest zeggen, ik had er geen woorden voor. Voor het gezin heeft dat veel stress en spanning met zich meegebracht.”

Wat er flink heeft ingehakt, zegt Matthieu, is de scheiding van zijn ouders, toen hij vijftien jaar oud was. „Mijn vader ging weg. En later stond er ineens een man in huis over wie werd gezegd: dit is mijn nieuwe vriend. Deze man ging mij voortaan dingen vertellen en dingen ordenen. Daar kon ik niet mee omgaan. Ik voelde me niet begrepen. Ik kon het niet verwerken. Ik werd erdoor overspoeld.”

Over enkele maanden hoopt hij weer naar zijn eigen woning in Zierikzee te kunnen gaan. „Huisje boompje beestje.” En werken. „Ik kan best goed werken. Ik heb een baan van veertig uur in de week in de groenvoorziening gehad.”

Danny (rechts) speelt tafeltennis met een andere bewoner.
Foto Hedayatullah Amid

Het beste van twee werelden

De kliniek wil „het beste van twee werelden” combineren, zegt Ilse van Esch, namelijk psychiatrische behandeling én dagelijkse ondersteuning, begeleiding en dagbesteding.

Helaas, zegt ze, is het zorgsysteem nog niet altijd ingesteld op samenwerken. Van Esch vertelt dat twee jaar geleden de inspectie langs kwam en moeite had te bepalen welke kwaliteitskaders er werden gebruikt, die van de geestelijke gezondheidszorg of van de gehandicaptenzorg.

Ook voor de instelling zelf is het soms wennen. Van Esch: „We hebben hier af en toe behoorlijke incidenten, die een zorgvuldige afweging van protocollen en procedures vereisen. Een cliënt heeft hier ooit zijn matras in de fik gestoken. Dan luidt het protocol van de GGZ dat de politie moet worden gebeld. Vanuit de gehandicaptenzorg kijken we daar toch anders naar. Het is van essentieel belang om te onderzoeken of de cliënt bewust verantwoordelijk is voor de actie of dat deze niet in staat was de gevolgen van zijn handelen te overzien. Afhankelijk van deze beoordeling kan ons handelen variëren. Als we inschatten dat de cliënt dit niet bewust gedaan heeft, willen we niet dat de cliënt aangehouden wordt.”

Hoe is het afgelopen? „Uiteindelijk zijn we hem blijven behandelen.”

Lees ook In deze instellingen leren getraumatiseerde kinderen: hier laten de hulpverleners mij niet vallen
De gymzaal van behandelcentrum Pinq  in Amsterdam.
Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 13 mei 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in